Kleurvererving

De kleurvererving is vrij ingewikkelde materie met nog enkele niet onderzochte series in het DNA van de kleurvererving. Bij de cursus KK2 (kynologische cursus) kwam kleurvererving ook aan de orde, dit heeft me duidelijkheid gegeven. Het blijft een puzzel wat eventueel voor jouw ras van toepassing is.
Mijn oplossing voor deze puzzel hoeft niet voor 100% juist te zijn. Ik heb alleen maar uitgezocht wat bekend is en van toepassing is voor een Jack Russell.

Bij het uitschrijven van de kleurenschema’s kwam ik tot de conclusie dat er geen dominantie van wit-bruine of driekleur Jacks bestond. Dit was hoogst vreemd, zwart is altijd dominant en het DNA van een Jack is echt niet afwijkend van de natuurwetten. Deze uitdaging was het begin van een zoektocht in genetische databases, boeken en het uitpluizen van informatie websites en websites met andere rassen. Degene die begonnen zijn hier over te informeren waren Little (1957), Willis (1989) en Sponenberg (2001). Het eerste boek over kleurenvererving kwam van Little.
Ik heb geprobeerd het meest logische eruit te halen wat van toepassing is voor een Jack Russell. Sommige allelen zijn hypothetisch gesteld door de bedenkers, deze moeten nog getest worden. Misschien zijn ze dat inmiddels wel, want de wereld draait snel als het om uitvindingen gaat. De laatste onderzoeken die ik gebruikt heb dateren van september 2009.

De kleurvererving komt van twee verschillende allelen, van beide ouders een. Twee allelen zijn samen een gen.
In totaal zijn er 12/13 series bekend die invloed hebben op de vacht en het kleurenpatroon. Daarvan zijn er 8 bekend en 4 zijn nog niet gedocumenteerd. De mate van dominantie bepaalt uiteindelijk de kleur van het genotype. Genotype zit in het DNA, je ziet het meestal niet. Het fenotype, wat je ziet, kan anders zijn. Alle allelen zijn terug te vinden in elke hond. Een hond heeft van elke serie 2 allelen. Een van moederszijde en een van vaderszijde.


S-Locus, spotting

Laat ik beginnen met de basis, hoewel dit eigenlijk het eindpunt is. Een Jack Russell is niet wit. Dit klinkt misschien vreemd maar om het onderstaande beter te begrijpen is het gemakkelijker om meteen in de juiste termen te denken.
Een Jack Russell is een gekleurde hond waar een wit laken met scheuren overheen zit. Dit gebeurt op het laatste moment. Het witte laken is recessief, maar omdat elke Jack dit laken heeft is het net zo dominant als een dominant gen. Het S-locus, een JR heeft meestal swsw, spsp of spsw.
Sp zou is mogelijk, omdat de pigmentatie 20 tot 60% is en dus ook spsp of spsw. Dit zou verklaren waarom sommige JR’s zo bont gekleurd zijn, maar ook waarom sommige zo wit zijn. Spotting patronen. In deze link laten ze de gevaren zien van reductie van de kleur. De kans op te witte pupjes waarbij het nageslacht van deze pupjes ook wit zullen blijven. De kleur is er dan uitgefokt.

B-Locus, brown

De basiskleur van een JR is zwart, zichtbaar aan de neus en de slijmvliezen. Dit wordt B genoemd. Een kleine b staat voor leverkleur. Sommige honden die zowel in bruin en zwart voorkomen hebben dus Bb, een JR heeft BB.
Voorbeeld: een zwarte labrador heeft BB en een bruine heeft bb.

A-Locus, agouti

Bij een JR onderscheiden we twee soorten pigment die in de basis de kleur van de hond bepalen. Phaeomelanine kleurt de hond rood/geel, dat is gelegen op de A-locus bij ay . A-yellow heeft een variatie aan rode, gele en lichtbruine kleuren vaak met donkere haar puntjes die zelfs zwart kunnen zijn.
De andere variant is eumelanine wat de zwarte of donkerbruine kleur veroorzaakt, deze ligt op de A-tanpoint bij at .
Er zijn bestaan nog meer kleuren op de A-locus, maar die laat ik achterwege. Ze zijn niet van toepassing op de JR.
ay staat voor de gele, rode en licht-bruine hond. at staat voor de 3 kleur hond.

T-Locus, tickens

Een JR heeft ticking. Ticking zijn de gekleurde vlekjes op de buik en de gekleurde vlekjes onder de vacht. Als een hond flink getrimd is wordt de ticking zichtbaar. Ze komen voor op witte huidgedeeltes en zijn afhankelijk van het S-locus zoals bij de Engelse Setter. De ene JR heeft meer ticking dan de andere, dit is eveneens erfelijk bepaald. Een JR heeft TT. Tt is onmogelijk omdat er dan JR’s zouden kunnen bestaan die geen ticking hebben.

D- Locus, dilution
G-Locus, progressive greying
I-Locus, Intense

Het G-locus zorgt voor de verbleking, beter gezegd voor vergrijzing.
Een JR wordt vrij donker geboren en een paar dagen na de geboorte beginnen ze al te verbleken. Oudere honden worden nog weer lichter. Dit geldt voor bijna alle wit-bruine honden en soms ook voor de driekleuren. Waarschijnlijk spelen er meerdere loci mee in het lichter worden van de pigmentering.
Er zijn verschillende ‘Dilution’ Loci , waar nog weinig over bekend is. De onderzoekers hebben er meerdere namen aan gegeven. Het D-locus zou van toepassing kunnen zijn op de JR. Het is van toepassing op vele rassen.
Het I-Locus staat voor phaeomelanine dilution, wat ook in aanmerking zou komen. Dit geldt dan niet voor de 3-kleur, terwijl van 3-kleuren soms ook verbleken.

 

 

 



©2009 Bridgefield Blossoms